Leestijd: 4 minuten
“Succesvolle wetenschappers gebruiken het hersenluikje ”
Wat is het geheim van goede wetenschap? Wat heb je nodig om een echte uitvinder te worden? Geduld, uithoudingsvermogen, een droom, mazzel? Mark Mieras, ooit zelf afgestudeerd in de theoretische natuurkunde, maar nu vooral bevlogen toeschouwer, wil het geheim wel onthullen.
In het kader van het Weekend van de Wetenschap 2014, doken overal in Nederland Pop Up wetenschappers op die vol enthousiasme vertelden over hun vakgebied. Een van hen was Mark Mieras, die wel honderd wetenschappers en uitvinders interviewde en dus heel goed in staat is te verklaren wat de markante ingrediënten zijn van een goede wetenschapper. In het daaropvolgend gesprek deed de gepassioneerde schrijver en verteller heel wat openbaringen.
“Eindeloos kijken, dat kunnen wetenschappers goed”
Een hoog IQ voorspelt slechts voor 15 procent of iemand succes zal ervaren in zijn leven. Het hangt namelijk vooral af van het analytisch vermogen dat iemand bezit, de creativiteit en het uitvoerend vermogen. Wetenschappers beschikken over “heftige hersens”. Die hersens geven ons allemaal de mogelijkheid om te kunnen nadenken over iets waar we de oplossing in eerste instantie niet van zien. Hierin onderscheiden we ons van dieren. Iets verzinnen wat er nog niet is maar waar je wel wat aan hebt! Eindeloos kijken, dat kunnen wetenschappers dan vervolgens nog eens heel erg goed, op zoek naar die ene oplossing, gebruikmakend van verbeelding en fantasie.
Daarnaast onderkennen goede wetenschappers meer dan anderen dat we ons zelf vaak beperkingen opleggen. De puzzels en raadsels die voorbijkomen op borrels en verjaardagsfeestjes blijken toch vaak een oplossing te hebben die je niet aan zag komen? Misschien toch een teken van een geblokkeerd gezichtsveld of een vernauwd denkbeeld. Onbewust denken we namelijk allemaal in hokjes. Succesvolle wetenschappers, die springen juist vaker over de schutting heen, denken letterlijk “out of the box” en passen daarbij ook nog een enorme verbeeldingskracht toe.
“Zet in je hersenen het luikje open voor nieuwe ideeën”
Wat heb je vervolgens nodig om hier en nu die verbeelding te kunnen toepassen? De linker- en rechterzijde van de hersenhelft: de realiteit en de fantasie! Vindingrijkheid, oftewel creativiteit is een beetje aangeboren maar vooral aangeleerd. We hebben geen creativiteitskwab in onze hersenen; creativiteit hangt vooral af van de communicatie tussen breingebieden. Mensen die hoog scoren op een creativiteitstest hebben bijvoorbeeld vaak veel interactie tussen hun twee hersenhelften. Bij de meeste mensen hebben de hersenhelften wel iets weg van een motor en een zijspan. De linker hersenhelft, gericht op routine en details, maakt vaart en de rechter hersenhelft, gericht op nieuwe ervaringen en het grote geheel, hobbelt mee. Bij creatieve geesten, zoals veel wetenschappers die hebben, lijkt de rechter hersenhelft wat actiever dan bij anderen. Alsof het luikje tussen beide hersenhelften op commando kan worden opengezet.
Het moet je in de genen zitten dat je rechter hersenhelft lekker meedoet. Maar het is niet alleen maar aanleg. De juiste omstandigheden doen er ook toe. Wie plezier heeft, doet het bijvoorbeeld beter tijdens een brainstorm dan wie deelneemt met tegenzin, stress of geldingsdrang. Dat zit hem vooral in de stroom dopamine die wordt aangemaakt als je plezier hebt; die remt op zijn beurt de controlecentra in de linker hersenhelft. Minder controle links betekent vaak wat meer ruimte voor de rechter hersenhelft. Normaal laten de controlecentra alle processen in je hoofd ordelijk verlopen. Dat gebeurt dus niet als je lekker in je element bent. Dan ontstaat er ook meer chaos en daarin floreren verrassende ideeën. Alles draait dus om de juiste balans tussen deze twee hersenhelften.
“Een ontdekking overkomt je niet, maar is gewoon heel hard werken”
Naast de juiste balans is het ook van wezenlijk belang te weten dat de oplossing vaak niet komt met dat ene grote inzicht, maar vaak met vele kleine stapjes. Want vindingrijkheid is namelijk ook een vaardigheid en je zult er veel tijd in moeten steken. Het werk van wetenschappers is dan ook complex, geduldeisend en zeer intensief. Je moet een lange adem hebben, lang genoeg om het vol te houden. James Dyson bijvoorbeeld, de uitvinder van de stofzakloze stofzuiger, had 5427 prototypes nodig. Hij heeft 5 jaar lang zijn product verbeterd voordat hij het succesvol op de markt bracht. Een ontdekking overkomt je namelijk niet, maar is gewoon een zaak van heel hard werken. En het proces zelf is daarbij zeer belangrijk; je leert namelijk veel meer van de foute dan van de goede dingen.
“Loslaten is even belangrijk als vastbijten”
Vaak is het een kwestie om op het juiste moment de ingeving die gewoon in de lucht hangt te vangen. Maar hoe doe je dat en vooral wanneer? Albert Einstein had daar zijn eigen methode voor. Hij riep zelf zijn dromen op, om zijn beperkingen te omzeilen en daardoor onverwachte oplossingen te zien. En ontstond Archimedes’ Eureka niet toen hij ontspannen in bad zat? Soms hebben we geen idee hoe we tot bepaalde ideeën zijn gekomen. Goede wetenschappers weten het wel. Zij gaan in volle verbeeldingskracht aan de slag, en laten het vraagstuk dan ook weer los, vol vertrouwen dat de oplossing naar boven komt. Want loslaten is vaak efficiënter dan vastbijten. En als het luikje tussen beide hersenhelften dan ook nog goed heeft opengestaan zijn alle ingrediënten aanwezig voor een succesvolle carrière in de wetenschap.